Ooit was er een tijd dat alleen echte kampioenen mee mochten doen aan de Champions League.
Voetbalclubs die een seizoen lang hadden gestreden en zich na dertig tot veertig wedstrijden als beste van een land werden gekroond. Het was een tijd waarin een club als Ajax de Champions League nog kon winnen.
Dat was meer dan twintig jaar geleden.
Sinds de Europese voetbalbond in 1997 toestond dat niet alleen kampioenen zich konden kwalificeren voor de Champions League, is het verschil tussen kleine en grote voetballanden alleen maar toegenomen.
En het wordt nog een graadje erger. In 2016 besloot de UEFA dat vanaf het seizoen 2018-2019 de vier grootste Europese voetballanden vier vaste plekken krijgen in de groepsfase van de Champions League. Dat betekent dat 16 van de 32 plekken voor Spaanse, Duitse, Engelse en waarschijnlijk Italiaanse clubs zijn. Ze hoeven geen kwalificatie te spelen, zoals Ajax dit seizoen tegen Nice.
Nu is het nog zo dat de top drie van de beste drie landen zich automatisch plaatst voor de groepsfase. De nummer vier in de eindrangschikking kan via de kwalificatie een plek afdwingen. Voor het vierde beste land van Europa liggen twee Champions League-tickets klaar en stroomt de nummer drie in in de laatste kwalificatieronde.
Super League voor topclubs
De UEFA moest de wijzigingen wel doorvoeren om de Champions League aantrekkelijk te houden voor internationale topclubs als Real Madrid, Bayern München en Manchester United. Die dreigden zich af te splitsen in een nieuwe Super League, een alternatief voor de Champions League waar Chinese investeerders miljarden in hebben gepompt.
Waar de nieuwe regels gunstig uitpakken voor grote clubs, wordt het voor kleine clubs alleen maar moeilijker om in het miljoenenbal te acteren. En dus om aanspraak te maken op flinke sommen geld. De kloof tussen kleine en grote clubs was al groot, maar zal alleen maar groter worden.
Tv-gelden Premier League
Natuurlijk hebben ook de tv-gelden de rijke clubs nog rijker gemaakt. Voor het recht om live Premier League-wedstrijden uit te mogen zenden, tellen zenders miljardenbedragen neer.
Door een nieuwe tv-deal die in de zomer van 2017 inging, mogen de Premier League-clubs drie jaar lang samen 6 miljard euro verdelen, 70 procent meer dan in de periode 2013-2016. Voor de periode 2019-2022 zijn de rechten verkocht voor ongeveer 5 miljard euro.
Van de dertig clubs met de hoogste omzet zijn er 14 afkomstig uit Engelse competities, blijkt uit de jaarlijkse Deloitte Money League. Zelfs een degradatiekandidaat uit de hoogste Engelse divisie verdient meer dan Ajax of PSV.
Marketpool zorgt voor scheve verdeling
Maar ook de Champions League heeft in de afgelopen twee decennia de ongelijkheid behoorlijk vergroot, door de manier waarop de UEFA de inkomsten over de deelnemende clubs heeft verdeeld. Bijna de helft daarvan belandde bij clubs via de zogenoemde marketpool.
Hoe groter de televisiemarkt van een land en hoe meer een tv-zender betaalt voor de rechten, hoe meer geld er beschikbaar is voor de clubs uit dat land.
Dat levert grote verschillen op per land. Zo was er in het seizoen 2016/2017 ruim 138 miljoen euro beschikbaar voor Engelse clubs uit de marketpool, 79 miljoen euro voor Spaanse teams en 57 miljoen euro voor ploegen uit Duitsland. Dat blijkt uit de verdeling van de Champions League-gelden over vorig seizoen die de UEFA dinsdag bekend heeft gemaakt.
Nederland had maar één deelnemer (PSV) en moest genoegen nemen met 9,3 miljoen euro uit de marketpool. Voor België was er met Club Brugge slechts 4,3 miljoen euro beschikbaar. Hekkensluiter was Kroatië: Dinamo Zagreb mocht 2,3 miljoen euro meenemen uit de televisierechtenpot.
Rijke clubs worden rijker
Deze scheve verdeling van inkomsten is al meer dan twintig jaar aan de gang. Internationale clubs uit grote landen krijgen meer geld, ze kunnen betere spelers kopen, komen daardoor verder in de Champions League en krijgen daardoor nog meer geld. Rijke clubs worden rijker, kleine clubs blijven klein.
Dat blijkt ook uit de onderstaande grafieken, met de inkomstenverdeling van dertien seizoenen in de Champions League, van 2003 tot en met 2017. De UEFA maakt dat elk jaar bekend. Zoek de Nederlandse clubs.
De Champions League is steeds meer een feestje voor de rijke clubs. Kleinere landen kunnen nauwelijks meer meekomen. Dat blijkt ook uit de uitslagen.
Waar in de periode 1986-1995 nog clubs uit 14 verschillende landen de halve finale van het belangrijkste Europese toernooi wisten te bereiken, waren dat er in het decennium erna nog maar negen.
Tussen 2006 en 2015 daalde dat aantal naar vijf: Spanje, Engeland, Duitsland, Italië en Frankrijk.